Kwaliteitsindicator
Smalle objecten
Zoals beschreven in de Gegevenscatalogus BGT1.2:
De BGT bestaat uit abstracties van objecten in de werkelijkheid, gelimiteerd tot de beschreven, fysieke, op enig moment in de werkelijkheid voorkomende, zichtbare topografische objecten met een duidelijk meervoudig gebruik.
Niet in alle gevallen worden er objecten geregistreerd die de werkelijkheid beschrijven. Tijdens de opbouw van de BGT zijn objecten naar elkaar toegerekend middels de assemblage. Waar dit niet kon zijn gaten opgevuld met soms zeer kleine/smalle objecten. Ook ontstaan er in het beheerproces van bronhouders soms nieuwe smalle objecten. Gebruikers hebben last van deze (soms foutieve) non-informatieve objecten.
Wanneer is een object smal? In de BGT gegevenscatalogus worden eisen gesteld aan geometrietypen op basis van breedte. In het algemeen moeten verplichte BGT-objecten smaller dan 30 centimeter worden opgenomen met lijngeometrie en objecten breder dan 30 cm als vlakgeometrie. Een ander principe is dat het toegestaan is om in de BGT objecten nauwkeuriger te registreren. Smalle objecten mogen dus voorkomen. Bronhouders geven aan dat ze bepaalde smalle objecten (bv opsluitbanden van 5cm breed) ook gewoon nodig hebben voor hun achterliggende processen, zoals BOR.
Wat wordt er gerapporteerd?
Er worden smalle objecten gesignaleerd die op basis van de idealisatieprecisie van het objecttype in principe niet aannemelijk zijn. De idealisatieprecisie van een objecttype is een maat hoe scherp het object is af te bakenen / aan te wijzen in het veld. Deze gesignaleerde objecten zijn over de volledige lengte smaller dan zijn idealisatieprecisie. Dit wijst mogelijk op een geometrische fout in de BGT omdat objecten smaller dan hun idealisatieprecisie in de praktijk niet in het veld aan te wijzen zijn:
- harde topografie (wegdelen, pand, overige bouwwerken (niet bassin), overbruggingsdeel, tunneldeel, kunstwerken en scheidingen/muur en kademuur) smaller dan 3 cm
- objecten (ondersteunende wegdelen en scheidingen/geluidsscherm en damwand) smaller dan 7cm.
- zachte topografie (on- en begroeide terreindelen, (ondersteunende) waterdelen, bassin, en scheidingen (walbescherming en hek) smaller dan 15cm.
Hoe kan het resultaat gecorrigeerd worden?
Het resultaat kan op twee manieren worden gecorrigeerd;
- Een smal object dat in de werkelijkheid eigenlijk niet bestaat kan samengevoegd worden met een naastliggend object, waardoor dit object vergoot wordt.
- Het zijn smalle objecten waarvan de verwachting is dat deze objecten mogelijk niet juist zijn. Toch kunnen bronhouders redenen hebben om een object op deze wijze te registreren. Daarom kunnen bronhouders deze signalen, na controle, als uitzonderingen aangeven.
Hoe kan het resultaat worden voorkomen?
Het resultaat kan worden voorkomen door nieuw ingewonnen objecten handmatig aan te sluiten op de bestaande objecten in de registratie. Bij een meer geautomatiseerde verwerking zal er een goede controle op nieuwe smalle objecten moeten worden uitgevoerd.